 |
|
|
|
|
|
|
Componisten |
|
 |
|
|
|
Albums |
|
|
Tracks |
|
| |
| |
Geschiedenis van de Oscar Beste Song (deel 1) - Serie
Score 111, 07 04 2006
|
|
DE GESCHIEDENIS VAN DE OSCAR VOOR DE BESTE SONG - Verschenen in Score 111, juni 1999
Deel 1 De gouden jaren (1934-1964)
Nieuwe categorie
Toen in 1934 de nieuwe categorie muziek haar intrede deed in het aanzwellende Oscargebeuren, werd er naast de categorie Best Score ook een categorie voor het beste liedje ingesteld. Onderscheiden werden de schrijvers (tekst en muziek) van een origineel voor de film geschreven liedje dat in de film werd gezongen. Dat betekende dat liedjes uit een Broadwaymusical niet geldig waren, immers die liedjes waren voor die musical geschreven en reeds opgevoerd. Songschrijvers als Irving Berlin en Cole Porter zouden dan ook zelden op de lijst met nominaties voorkomen, aangezien hun liedjes meestal al in een show of musical op Broadway waren gebruikt.
De eerste winnaar ooit was meteen al een evergreen, namelijk het nog steeds bekende The Continental uit de Astaire/Rogers-musical The Gay Divorcee. Con Conrad en Herb Magidson kregen het Oscarbeeldje. Ze hadden slechts concurrentie van twee andere liedjes. Net als in de categorie Best Score schommelde het aantal nominaties tot 1946 nogal: tussen drie in 1934 en 1935 en dertien in 1945. Vanaf 1946 kende de categorie steeds vijf nominaties (behalve drie in 1988).
De categorie Best Song werd bijna altijd door een gezonde teamgeest gekenmerkt. Het winnende liedje werd meestal geschreven door een team van twee of drie schrijvers (zie onderstaande lijst met winnaars). Slechts vermaarde tunesmiths als Irving Berlin en Cole Porter schreven een liedje in hun eentje. Was er sprake van een duo, dan bleef dat jarenlang samenwerken, want wie kent niet het gezegde Never change a winning team?
Musicals
Anders dan vandaag waren de genomineerde en winnende liedjes steevast onderdeel van de songscore van een musical. Het liedje werd dan ook altijd ten gehore gebracht door een of meer spelers uit de betreffende film. Vanaf 1950 werd het winnende liedje niet altijd meer gezongen door één of meer spelers gedurende de film, zoals Do Not Forsake Me, Oh My Darling uit High Noon (1952). Dit liedje werd aan het begin en aan het einde van de film gezongen door Tex Ritter die niet meedeed in de film. Nadien werd dit voorbeeld steeds meer overgenomen, zie bij voorbeeld de winnaars van 1955 en 1962. Op deze wijze maakte het prijswinnende liedje zich los van de musical, om overigens in recente jaren weer terug te keren naar dit genre, vooral dankzij de Disneytekenfilmmusicals (zie volgende deel).
Gaandeweg de jaren '60 verdween het oppermachtige musicalgenre langzaam uit de gratie en was de koppeling van het beste liedje aan een musical nagenoeg verdwenen.
Winnaars/Favorieten
De genomineerden en de uiteindelijke winnaars in de categorie liedje waren in de jaren '30 tot en met '50 bijna zonder uitzondering Amerikanen. Wellicht ligt dit aan het feit dat de Amerikaanse liedjescultuur haar wortels vooral had in de vaudeville en in Broadwaymusicals, beide typische uitingen van Amerikaanse cultuur. De zustercategorie Best Score kende een traditie die terugvoerde naar de klassieke muziek. Hier excelleerden nu eenmaal de Europese immigranten. In dit verband zal het weinigen verbazen dat pas in 1960 een niet-Amerikaanse film de Oscar voor Best song won (Never on Sunday uit Griekenland).
Überhaupt kenden de categorieën Score en Song weinig overeenkomstige namen. Een liedjesschrijver is niet per definitie ook een filmcomponist, en andersom. Op enkele uitzonderingen na (Alfred Newman en Dimitri Tiomkin bij voorbeeld) kenden beide categorieën eigen artiesten.
Wel een opmerkelijke overeenkomst tussen beide categorieën vormde de afwezigheid van vrouwen. Slechts in een zeldzaam geval (bij voorbeeld Dorothy Fields in 1935 en 1936) werd een vrouw genomineerd. In later jaren (vanaf eind jaren '60) begonnen vrouwen een substantiëlere rol te spelen in de categorie Best Song. Bij de categorie Best Score speelden ze tot voor kort praktisch geen enkele rol.
Tot de favoriete liedjesschrijvers die in de eerste decennia van de categorie Best Song hun opwachting maakten, behoren onder meer Sammy Cahn (26 nominaties/4 Oscars), Johnny Mercer (18 nominaties/4 Oscars), Paul Francis Webster (15 nominaties/3 Oscars), James Van Heusen (14 nominaties/4 Oscars) en Harry Warren (11 nominaties/3 Oscars).
De keuze van de Academy inzake Best Song in de periode 1934-1964 is een vrij gelukkige geweest. Veel van de uitverkoren liedjes zijn tot op heden als evergreen blijven bestaan. Haast vanzelfsprekend zaten er tussen de winnende liedjes ook wel eens missers, liedjes die nu vergeten zijn (zie onderstaande lijst).
Einde musicals
In 1964 beheersten twee musicals het Oscargebeuren: My Fair Lady en Mary Poppins. Beide films wonnen in de twee scorecategorieën, maar het beste liedje had natuurlijk moeten gaan naar My Fair Lady. Alleen was My Fair Lady oorspronkelijk een Broadwaymusical en waren de liedjes niet meer origineel. Derhalve ging Mary Poppins met de eer strijken, immers deze film was een filmmusical met oorspronkelijk voor deze film gecomponeerde liedjes. Deze ongelijke strijd markeerde tevens het einde van de grote Hollywoodmusicals in de categorie beste muziek en liedje. Nadien ging het er voor de drie muziekcategorieën anders uitzien.
Lijst met winnaars van de jaren 1934-1964:
1934 Con Conrad en Herb Magidson: The Continental uit The Gay Divorcee
1935 Harry Warren en Al Dubin: Lullaby of Broadway uit Gold Diggers of 1935
1936 Jerome Kern en Dorothy Fields: The Way You Look Tonight uit Swing Time
1937 Harry Owens: Sweet Leilani uit Waikiki Wedding
1938 Ralph Rainger en Leo Robin: Thanks for the Memory uit Big Broadcast of 1938
1939 Harold Arlen en E.Y.Harburg: Over the Rainbow uit The Wizard of Oz
1940 Leigh Harline en Ned Washington: When You Wish Upon a Star uit Pinocchio
1941 Jerome Kern en Oscar Hammerstein II: The Last Time I Saw Paris uit Lady Be Good
 1942 Irving Berlin: White Christmas uit Holiday Inn
1943 Harry Warren en Mack Gordon: You'll Never Know uit Hello, Frisco, Hello
1944 James Van Heusen en Johnny Burke: Swinging on a Star uit Going My Way
1945 Richard Rodgers en Oscar Hammerstein II: It Might as well Be Spring uit State Fair
1946 Harry Warren en Johnny Mercer: On the Atchison, Topeka and Sante Fe uit The Harvey Girls
1947 Allie Wrubel en Ray Gilbert: Zip-A-Dee-Doo-Dah uit Song of the South
1948 Jay Livingston en Ray Evans: Buttons and Bows uit The Paleface
1949 Frank Loesser: Baby it's Cold Outside uit Neptune's Daughter
1950 Ray Evans en Jay Livingston: Mona Lisa uit Captain Carey, U.S.A.
1951 Hoagy Carmichael en Johnny Mercer: In the Cool, Cool, Cool of the Evening uit Here Comes the Groom
1952 Dimitri Tiomkin en Ned Washington: High Noon (Do Not Forsake Me, Oh my Darling) uit High Noon
1953 Sammy Fain en Paul Francis Webster: Secret Love uit Calamity Jane
1954 Jule Styne en Sammy Cahn: Three Coins in the Fountain uit Three Coins in the Fountain
 1955 Sammy Fain en Paul Francis Webster: Love is a Many-Splendored Thing uit Love is a Many-Splendored Thing
1956 Jay Livingston en Ray Evans: Whatever Will Be, Will Be (Que Sera, Sera) uit The Man Who Knew Too Much
1957 James Van Heusen en Sammy Cahn: All the Way uit The Joker is Wild
1958 Frederick Loewe en Alan Jay Lerner: Gigi uit Gigi
1959 James Van Heusen en Sammy Cahn: High Hopes uit A Hole in the Head
1960 Manos Hadjidakis: Never on Sunday uit Never on Sunday
1961 Henry Mancini en Johnny Mercer: Moon River uit Breakfast at Tiffany's
1962 Henry Mancini en Johnny Mercer: Days of Wine and Roses uit Days of Wine and Roses
1963 James Van Heusen en Sammy Cahn: Call Me Irresponsible uit Papa's Delicate Condition
 1964 Richard M. Sherman en Robert B. Sherman: Chim Chim Cher-ee uit Mary Poppins
Paul S.
|
| |
|